Siemen en Aaltje voor hun huis en winkel/werkplaats.
krantenbericht en advertentie van het overlijden van Siemen van der Wal
vlnr: Gooitzen, Sietze Bouwe, Grietje, moeder Aaltje en Jantje (foto 1916)
familie Gooitzen van der Wal (1898-1978)
1950 foto zestigjarig huwelijksfeest
Michiel Johannes Osinga (1868-1958) en Sietske Ykema (1870-1954)
de ouders van Johannes Osinga (1894-1974), echtgenoot van Jantje van der Wal (1902-1997)
jeugdfoto's van Jantje van der Wal (1902-1997)
1929 trouwfoto Johannes Osinga (1894-1974) en Jantje van der Wal (1902-1997)
1929 trouwadvertentie Johannes Osinga (1894-1974) en Jantje van der Wal (1902-1997)
1929 trouwkerk Johannes Osinga (1894-1974) en Jantje van der Wal (1902-1997)
de Witherenstraatkerk in Bolsward
1929-1964 gedurende deze periode woonden en werkten Johannes Osinga
en Jantje van der Wal op deze Stjelppleats in Idsega bij Oudega (Wimbritseradeel).
De "Stjelppleats"
Het gezin Osinga- v.d.Wal woonde van 1929 -1964 op de "stjelppleats" Rigedyk 8 te Idsega.
De stelppleats was niet onbekend in de familie van der Wal. Omstreeks 1821 verhuisden Enne Foekes van der Wal en Dieuwke Gerbens Groenhof van Nijega naar Idzega. Ze kwamen te wonen op de plaats waar ongeveer 110 jaar later ook hun nazaat Jantje Osinga-van der Wal kwam te 'buorkjen'!
Tot 1948 samen met het gezin Osinga - Feenstra. De broers Johannes en Yke woonden voorheen bij hun ouders op de boerderij Idsega 23. De vrouwen Jantje v.d. Wal en Siebrichje Feenstra waren beide lid van de Gereformeerde Kerk te Bolsward. Zij waren op 14 Mei 1929, samen met Lieuwe Rekken en Jikke Feenstra, de eerste bruidsparen die in de nieuw gebouwde kerk aan de Singel trouwden.
De 150 - 250 jaar oude "stjelppleats", gelegen aan de zuidkant van de Rigedyk, - zie foto-, was zeker vanaf 1904 geschikt als bewoning door twee gezinnen. Niet bekend is of het eerder was voorgekomen dat er op de "pleats" 16 kinderen kwamen te wonen. Johannes en Jantje woonden in de linker, noordelijke helft en kregen zeven kinderen en Yke en Sieb woonden in de rechter, zuidelijke helft en kregen 11 kinderen waarvan 9 op de "pleats " op groeiden.
De boerderij werd door de Osingas de āld tempel" genoemd maar draagt in de volksmond nu de naam "Mounepleats". Bij de boerderij behoort veel laag gelegen land van het voormalige Geeuwmeer. Begin twintigste eeuw stond aan weerszijden van de boerderij, aan de "opfeart", een grote molen, een zogenaamde "achtkanter". Midden in de polder stond een kleine molen van het type spinnekop om het water uit het laagste gedeelte van de polder hogerop te brengen. Johannes was in zijn jonge jaren, samen met anderen, mede molenaar van deze molens. Bij veranderende wind waren deze molens erg gevoelig voor in brand vliegen. Het was dus oppassen geblazen vooral tijdens de nachtelijk uren. De molen voor de "pleats " is in 1920 als een draaiende fakkel ten onder gegaan. Het was niet nodig de molen weer op te bouwen, want omstreeks die tijd is aan een oude uitloper van het Geeuwmeer een vijzelgemaal gebouwd. In 1929 resten van de drie molens enkel nog delen van de fundamenten
De lage ligging van het land had zo zijn nadelen. Op veel plaatsen was de waardveengrond erg zompig en de voedingswaarde van het gewas was dikwijls slecht. De polder - en het boezemgemaal konden wegens brandstof tekort, in de oorlogswinter 1944/1945, slechts een paar uur per dag malen. Om de boezem te ontlasten werd in opdracht van het waterschap een overlaat in de polderdijk langs de "opfeart" gemaakt. Deze overlaat was regelmatig in functie waardoor het water in de lage polder alleen maar toenam. De polder kwam zo vol te staan dat het water tot de zuidelijke gevel van de "pleats" reikte. Het lage land was als het ware een grote "dobbe " in de Idsegeaster polder, waarin op sommige plaatsen het water op 1.40 m boven het maaiveld stond. Het werd eind mei voor dat het overtollige water uit de lage polder was weggepompt. Het hoger gelegen land van de polder was een maand eerder weer bruikbaar. De opbrengst van het lage land was dat jaar zeer bedroevend en door verweking van de dekzandlaag onder de "pleats" begonnen de zuidelijke muur en als gevolg daarvan ook het dak te verzakken. Een gevolgschade vergoeding zat er niet in. Door de financiėle tegenslagen en een onzeker toekomstbeeld besloten Yke en Sieb in 1948 met hun gezin naar Canada te emigreren.
Op streekkaarten uit de vijftiger jaren van de negentiende eeuw, komt voor het eerst bebouwing aan de zuidkant van de Rigedyk voor. Het Geeuwmeer bestaat dan nog en in de polder is een vervening aangegeven.
Conclusie; de "stjelppleats" is op zijn vroegst in de vijftiger jaren gebouwd.
Bij de bouw werd gebruik gemaakt van vrijgekomen bintwerk van een in 1732 aan de noordkant van de Rigedyk gebouwde "pleats". Veel van het muurwerk en het dak is door de jaren heen vernieuwd maar de "bynten" zijn nog dezelfde als voorheen. Toen Johannes en Jantje in 1964 stopten met "bourkjen" werd de "foarein" verbouwd en gemoderniseerd. Het huidige uiterlijk wijkt daardoor af van de foto, de vrijstaande vuurhuisjes waren reeds eerder afgebroken. Na de verbouwing kwamen Michiel en Jeltje, met Sietse als mede eigenaar, op de boerderij. In 1973 verhuisden Michiel en Jeltje naar de Tsjerkewei onder Oudega . Niet lang daarna vertrok ook Sietse en kwam de "pleats" vervolgens op naam van Sytske en Lolle. Nu boeren Gatze en Regina daar.
De boerderij is gelegen in het gebied ten zuiden van de Hemdijk. Dit gebied is bekend om zijn onregelmatige middeleeuwse strook verkaveling, met de in het algemeen noord - zuid lopende zwet - en scheisloten. De verkaveling is van internationale zeldzaamheid. Het behoud van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten hoopt men veilig te stellen door het gebied te laten vallen binnen de begrenzing van het nationaal landschap "Zuidwest Friesland" ( Hemmen - Friese meren - Gaasterland )
Gjalt Reidsma (1968, info 2006) vermoedt dat een eerdere versie van de pleats op
deze plek wel eens bewoond zou kunnen zijn geweest door een voorvader van Jantje
van der Wal (1902-1997), te weten: Enne Foekes van der Wal (1769-1832).
Hij schrijft:
"Ik vermoed dat het de plaats betreft waar eerder voorvader Enne Foekes van
der Wal heeft gewoond. Het is de enige oudere boerderij in Idzega die aan
de zuidkant van de Rigedyk staat en in west-oost-richting. Ik wil al een
tijd weten hoelang die er al staat. Dat weet ik nu dus, ongeveer. In 1832
stond op deze plaats de koemelkerij van Enne van der Wal en Dieuwke
Groenhof, overgrootouders van Gooitzen van der Wal en dus rechtstreekse
voorouders van Jantje van der Wal. Of zij hiervan op de hoogte is geweest,
weet ik natuurlijk niet, wellicht is het maar toeval geweest.
Het boerderijtje van Enne en Dieuwke was een klein, rechthoekig gebouwtje,
net als de huidige boederij evenwijdig aan de vaart gebouwd. Enne had de natte
veenlanden achter de boerderij in eigendom en gebruikte ze als hooiland en
weiland voor enkele koeien en schapen. Meestal viste hij op paling in de
meren. De bebouwing van deze plaats dateert dus al van voor 1850,
misschien heeft Enne het zelf gebouwd toen hij rond 1820 hier is komen wonen."
1948 gezin Johannes Osinga (1894-1974) en Jantje van der Wal (1902-1997)
Staande van links naar rechts: Siemen, Alie, Michiel, Yke
Sietske, Heit, Mem, Sietse, Gooitsen
1953 gezin Johannes Osinga (1894-1974) en Jantje van der Wal (1902-1997)
In 1953 trouwden Alie en Freerk. In datzelfde jaar gingen ze naar Canada.
Van links naar rechts: Michiel, Siemen, Yke, Sietske, Gooitsen
Alie, Heit, Mem, Sietse
handschrift Jantje van der Wal (1902-1997)
Sietze Bouwe van der Wal (1904-1986)
Het leven van Sietze Bouwe van der Wal is beschreven door Andries Hibma
in een gedenkboek 1904-2004. Dat verhaalt onder meer hoe Sietze in Bozum
als bode in een deftig zwart pak met fraaie goudkleurige tressen en een
hoge hoed de dorpsplicht vervulde om de gestorvenen eervol ten grave te dragen.
Heel vaak bleef een dominee die 's morgens en 's middags moest preken
bij hem op zondag te middageten. Beroemd (of berucht) zijn de bezoeken van
ds Zelle (een neef van Margaretha Zelle, de welbekende Mata Hari)
Deze ds Zelle had een forse eetlust en bij gelegenheid liet hij de hele
zondagse pudding op zijn bord glijden in de veronderstelling dat het allemaal
voor hem was. Sietze vermaakte zich kostelijk toen hij eens zoveel had
gekookt dat ds Zelle vroeg of hij de zondagse pudding na de kerkdienst
mocht komen opeten. "No haw ik him!" schijnt Sietze te hebben gedacht
(en later gezegd)...
Sietze was op z'n 40e al helemaal kaal geworden door een haarziekte.
Dat nam niet weg dat hij (als het het ergens niet mee eens was) hartgrondig
uitsprak: "Gjin hier op myn holle dy't der oan tinkt!".
Hij had altijd zijn eigen huishouding gerund, maar toen dat hem minder gemakkelijk
afging, wilde hij graag naar een 'rusthuis', waarvoor een indicatiecommissie
toestemming moest geven. Maar wanneer een vertegenwoordiger van die instantie
op bezoek kwam, had Sietze gewoontegetrouw zijn uiterste beste gedaan om alles
netjes opgeruimd te hebben voor de visitie, de koffie met 'klūntsjes' op tafel,
zodat de indicatiecommissie genoeg reden zag de aanvraag voorlopig af te wijzen...
Toch lukt het uiteindelijk om in 1980 een plaats in Elim in Bolsward te krijgen.
In de afscheidsberichtgeving staat: "In drege stānfries giet no śt Boazum wei"
zo meldt het plaatselijk dorpsblad De Doarpsskille van Boazum, nadat Sietze
daar 32 jaar gewoond heeft, en: "Tige dank foar jo bijdrage oan it echte
mienskipslibben, ik bedoel mei de died ...."
Sietze Bouwe (1904-1986)
handschrift Sietze Bouwe (1904-1986)
In zijn jonge jaren heeft Sietse Bouwe nog verkering gehad met Trijntje Nijdam.
Helaas hield de verkering geen stand en Sietse Bouwe bleef vrijgezel,
maar hij bewaarde wel haar foto!
Rusthuis Elim in Bolsward waar meerdere familieleden verbleven.
Ferwoude: grafstenen Siemen van der Wal, Aaltje Algera en Sietze Bouwe van der Wal