1911 handschrift van Douwe Alles
Hij was linkshandig, maar werd op de lagere school gedwongen
rechtshandig te schrijven, wat hem zijn hele leven heeft gehinderd
bij het schrijven.
1914 Douwe Alles Wiersma (1892-1958) tijdens militaire dienst
1914 foto afzwaaien militaire dienst Douwe Alles Wiersma (1892-1958)
verlovingsfoto
Douwe Alles Wiersma (1892-1958) en Grietje Siemens van der Wal (1894-1986)
Douwe Alles Wiersma (1892-1958) trouwde op tamelijk jonge leeftijd met
Grietje van der Wal (1894-1986), die graag zelf een gezin wilde stichten omdat haar moeder
Aaltje Algera (1870-1956) hertrouwplannen had.
Douwe was in 1916 gemobiliseerd en lag ergens in Noord-Brabant en wilde ook graag
getrouwd zijn, want dan kreeg je vaker verlof.
Zo waren Douwe en Grietje het dus aardig eens en 'smieten de lapen gear'.
trouwkaart
Douwe Alles Wiersma (1892-1958) en Grietje Siemens van der Wal (1894-1986)
trouwfoto
Douwe Alles Wiersma (1892-1958) en Grietje Siemens van der Wal (1894-1986)
1917 Douwe Alles Wiersma (1892-1958) en Grietje Siemens van der Wal (1894-1986)
met zoon Siemen (1917)
Douwe Alles Wiersma (1892-1958) en Siemen (1917)
vlnr Siemen, Gooitzen (Koos), Alle
Douwe Alles Wiersma (1892-1958) werkte vanaf ongeveer 1921 tot 1926 bij Hantje Hannema
(de tweede echtgenoot van zijn schoonmoeder Aaltje Algera (1870-1956))
op diens boerderij te Nijland, voordat hij zelfstandig boer werd in 't Heidenskip.
Douwe en Hantje waren (heel) verre neven: ze hebben in Hantje Fedses Hannema en Attje
Keimpes Velzen(gehuwd 5 - 10- 1806) hun gezamenlijke voorouders (zie de genealogie van
Haantje Heeres - bij hun kinderen Geertje en Klaas) (info 2006 met dank aan Siemen
Osinga)
Dankzij een erfenis van pake Douwe Jorrit Jorritsma (1838-1923)
kon Douwe in 1926 voor zichzelf beginnen in het Heidenskip.
Hij tekende voor een te hoge prijs in op een 'spul' aan het Hofmeer
dat verbonden is aan de Fluessen en het gezin vertrok vanaf Bolsward per boot
met hun hele hebben en houden inclusief een paar koeien naar het Heidenskip.
De wilde Alle (1919) was voor vertrek aan het ronddollen op paar pakken stro
aan de kant van het water en presteerde het om tussen wal en schip te
duiken waar hij door een bemanningslid met de pikhaak weer uit het water
gevist werd. Zijn andere kleren waren natuurlijk al degelijk ingepakt, dus Alle
werd met behulp van de buren in een bij elkaar geraapte verzameling droge kleren
gestoken en de boot kon op weg.
Bij de boerderij hoorde zo'n 5 hectare land, zodat Douwe 7 koeien en wat kleinvee
kon houden. Het gras was blijkbaar niet zo best, want kalveren en geiten gingen er
nogals eens aan dood.
Douwe kon tegenslagen door de ziekte en dood onder het vee moeilijk verwerken.
Vaak was hij radeloos van angst om de toekomst van zijn kinderen.
De crisis van 1929 vergrootte de moeilijkheden en vaak kon de huur
ondanks de uiterste zuinigheid niet worden opgebracht.
boerderij aan het Hofmeer / de Fluessen
Naast het runnen van het boerenbedrijf was het ook Douwe's taak om de
uitwateringsmolen en een draaibrug over de sloot van het Hofmeer
naar de Fluessen te bedienen.
De buren aan het Hofmeer waren Doekele Gerritsen (waar zoon Siemen het melken
leerde bij licht te melken koeien) en de Roomse boer Brandsema.
In 1929 zagen ze een bolbliksem inslaan in een boerderij (van Bokke Haanstra
in de richting van Gaastmeer), die tot de grond toe afbrandde.
Mee door de crisistijd heeft Douwe aan het Hofmeer maar kort geboerd
(een heel goed "nuchter kalf" ging weg voor slechts een rijksdaalder).
Gerrit Twijnstra laat in 2005 weten dat er een eindje verderop
een identieke boerderij stond. Daar woonde één van de mede-eigenaren
van de door Douwe gehuurde boerderij: Uiltje Haagsma, die destijds met
zijn broer Bouke (of Johan?) Haagsma in Bolsward de huur kwam beklinken.
De boerderij van de Haagsma's is tgv hooibroei in 1944 afgebrand
en niet herbouwd. De boerderij waar Douwe en Grietje woonden, werd toen
al een tijd niet meer gebruikt voor 'it buorkjen', maar kreeg na de brand
haar functie weer terug. In de 70er jaren van de 20e eeuw werd de boerderij
eigendom van Frits Fentener van Vlissingen die de boerderij heeft laten restaureren
en er een paar appartementen in dezelfde stijl achter heeft laten bouwen.
In maart 2006 overleed deze topman van het Nederlandse bedrijfsleven tijdens
een vakantie op dit 'buitenverblijf' in het Heidenskip.
Het is wel bijzonder dat een van de rijkste mensen van Nederland zo graag verbleef
in het voormalige huis van een van de armste mensen van Nederland. De omgeving
daar midden in land en water was in zijn ogen blijkbaar een van de mooiste van Nederland
en daar zullen Douwe en Grietje en hun kinderen zich ook rijk mee gevoeld hebben.
Ook waren ze rijk in gezondheid in de tijd dat zij daar woonden: in al die vijf jaren
is er nooit een dokter bij hen in huis geweest.
Hofmarpleats fan pake Douwe sa skoot it Waarskip fan de Fluezen troch brûzjende weagen lâns rûzjend reid en beaken de Hofmar op dêr't it wetter net op djipte en it lân noch minder op hichte is it Heidenskip dit mar al te faak fersûpte gea dit út'e see eaze wetterlân fan polderdykjes en brechjes dêr't de swan lân en himel en gakjende guozzen de jiergetiden ferbine dêr't de ljurk de loft en de ljip de greide besjongt dit keale thús fan fisken, fûgels en fee fan geiten, skiep en kij fan man, frou en bern dêr't wankel libben al ieuwen hinget oan in tinne ûnheilstried al is dêr ek sicht op trettjin tsjerketuorren dêr wie pake Douwe boer mar yn de krisiswyn op koe hy net lavearje op de Hofmar: ho! it Waarskip stûket dêr rint op 'en nij in Wiersma yn it wetter oan de grûn |
foto troch Sybe Bakker |
1928 (?) Foto's uit de tijd in It Heidenskip
De foto's zijn hoogstwaarschijnlijk gemaakt door de familie Loeff van kasteel Oudaen
te Breukelen die in de zomervakantie op een mooie boeier met schipper Spaanderman (?)
de Friese meren bezeilden en aanlegden bij It Heidenskip om melk te halen bij Douwe.
Daarbij waagde een lid van de familie Loeff nog wel eens een poging om zelf een koe te melken.
vlnr Grietje (1894-1986), Dieuwke (1924-1994), Gooitzen (Koos, 1922-1996) en Douwe (1892-1958)
achter vlnr schoonzus Jantje (1902-1997) , Grietje (1894-1986),
parlevinker Bernardus Tjerkstra (bracht o.m. petroleum), Douwe (1892-1958)
voor vlnr Gooitzen (Koos, 1922-1996) en Dieuwke (1924-1994)
vlnr Dieuwke (1924-1994), Alle (1919-1951), Gooitzen (Koos, 1922-1996) en Siemen (1917)
De vrouw die de koe probeert te melken is waarschijnlijk iemand van de familie Loeff.
Het meisje helemaal rechts op de rechter foto is Anna Hannema, dochter van Hantje Hannema
en zijn eerste vrouw Dieuwke van der Wal, een nicht van Grietje.
De jongen op het paard is ?
Daaronder vlnr ?, ?, schipper Spaanderman (?), ?, Dieuwke (1924-1994), ?, Siemen (1917),
Anna Hannema, ?, Grietje (1894-1986) en Douwe (1892-1958)
Op de voorgrond vlnr Gooitzen (Koos, 1922-1996) en Alle (1919-1951)
Hieronder weer (en nog duidelijker) het wat astmatische paard Brúne van Douwe Alles.
Siemen (1917) weet nog dat hij met de heer Loeff sprak over zijn belangstelling
voor geschiedenis. In het voorjaar zocht en vond Siemen heel wat kievitseieren en
een deel daarvan werd zorgvuldig ingepakt verstuurd naar de familie Loeff.
Tot zijn verrassing kreeg hij van de heer Loeff een aantal mooie geschiedenisboeken
teruggestuurd, waaronder Slot Loevenstein, De Schaapherder en Onze Voorouders.
Wellicht mee hierdoor geïnspireerd is Siemen later geschiedenis-docent geworden.
Het gezin moest afscheid nemen van 't zelfstandig 'buorkjen' in 't Heidenskip.
In 1931 is het gezin verhuisd naar Schuilenburg bij Hindeloopen.
Douwe huurde daar een huis met stalling voor vee en hooi en wat los land
waar hij 5 koeien en wat kleinvee kon bergen. Daarnaast werkte hij
voor de helft van de tijd als arbeider bij een andere boer.
Dat heeft hij daar 4 jaar lang gedaan: 's morgens vroeg om drie uur de eigen
koeien melken, daarna de koeien van de boer, en 's middags om drie uur
eerst weer de eigen koeien en daarna de koeien van de boer melken.
Daarvandaan verhuisde het gezin naar het Workumer Nieuwland
waar hij weer voor de helft van de tijd arbeider werd bij een andere boer.
Zijn eigen gehuurde stuk land was daar wat dichter bij huis.
Het huis aan de Oude Dijk
Na drie jaar verkocht de eigenaar met het oog op het invoeren van
de pachtwet (met bezwarende verplichtingen) 't huis waar het
gezin in woonde, zodat ze weer moesten verhuizen.
Er was in die tijd (1938) geen gelegenheid om een vergelijkbare woon-
en boerenbedrijfs-ruimte te huren, dus alles moest weg: koeien, kleinvee,
gereedschap enz.
Toen zijn Douwe en Grietje met Dieuwke en Sietse Bouwe in Hindeloopen gaan
wonen in een huis tegenover het gemeentehuis, vanwaar ze later verhuisden
naar een commandeurshuisje aan het einde van een steegje met mooi
uitzicht over de weilanden aan de rand van Hindeloopen.
Kort voordat ze naar dit commandeurshuisje verhuisden, gebeurde daar nog iets aardigs.
De aan het water grenzende buitenwand van het huis was niet al te best meer en de bejaarde
bewoonster werd daarvoor gewaarschuwd. Zij dacht: ik moet maar gauw de goeie gordijnen
weghalen, zette de keukentrap tegen de wand en voegde de daad bij het woord. Op het moment
dat ze de gordijnen aan kant had en de trap weghaalde, stortte de muur het water in.
Douwe en Grietje kwamen in 'n huisje met een mooi vers opgemetselde buitenmuur.
1941 gezin Douwe Alles Wiersma (1892-1958) en Grietje Siemens van der Wal (1894-1986)
vlnr Sietse Bouwe, Douwe Alles, Alle, Siemen, Dieuwke, Grietje, Gooitzen (Koos)
1941 vlnr Alle (1919-1951), Gooitzen (Koos, 1922-1996), Dieuwke (1924-1994), Sietse Bouwe (1932-1945) en Siemen (1917)
1956 gezin Douwe Alles Wiersma (1892-1958) en Grietje Siemens van der Wal (1894-1986)
vlnr Dieuwke, schoonzoon Chris, Koos, Siemen, schoondochter Aukje
Tot 1957 heeft Douwe als losse arbeider gewerkt in dienst van
verschillende boerenbedrijven, soms ook als 'loonarbeider' (die
per uur werd uitbetaald).
Dit heeft hij gedaan tot hij AOW kon ontvangen in 1957.
Grietje heeft hier nog gewoond tot 1969, toen ze daarvandaan naar
rusthuis Elim in Bolsward verhuisde waar ze in 1986 overleed.
Zoon Alle Wiersma (1919-1951) is beroepsmilitair.
Voor de oorlog is hij eerst bij de cavalerie, later bij de
'huzaren motorrijders', waar hij zich bezig houdt met transport.
Tijdens de oorlog is hij lange tijd ondergedoken in Limburg
om gedwongen tewerkstelling in Duitsland te ontlopen.
Na de oorlog is het lastig om werk te vinden. Hij woont in meerdere
plaatsen, onder meer in Goirle (Noord Brabant) en ook weer in Limburg,
onder meer bij Maastricht (mogelijk op zoek naar werk in de mijnen?).
Hij komt regelmatig in België, waar hij een tijdje verkering heeft
met een Belgische. Hij verhuist regelmatig van pension naar pension,
zodat de post hem vaak met grote vertraging bereikt. Zo reageert
hij pas met een brief van 7.12.1949 op het overlijden op 14.11.1949
van de vrouw Jantje van zijn oudste broer Siemen: het bericht hiervan
heeft hem pas veel later bereikt, zodat hij er niet snel genoeg van wist.
In deze tijd heeft Alle regelmatig contact met de pastoor van Caberg
(bij Maastricht), die hem "naar de katholieke kerk leidt" (brief van
pensionhoudster Offermans). Dat valt op het gereformeerde thuisfront niet
zo goed, blijkens een passage in een brief van Alle aan zijn ouders op
10.2.1950 vanuit Nijmegen: "Jullie schrijven dat jullie mij iedere zaterdag
verwachten. Ja, ik had graag eens gekomen, maar ik wist niet, of ik
welkom was...".
Omdat zijn pogingen om in Limburg vast werk te vinden niet slaagden,
had Alle weer vrijwillig dienst genomen als beroepsmilitair.
In dezelfde brief van 10.2.1950 aan zijn ouders beschrijft hij wat de
dienst hem oplevert: "Vrij reizen hebben wij als beroeps niet. Ons loon
is nog steeds niet vastgesteld. Voorlopig ontvangen we 39 gulden in de
maand. Dan is alles er af: voeding, inwoning e.d. Kleding is vrij: drie
blauwe uniformen, 2 nieuwe en 1 oude, 4 overhemden, 2 boorden,
4 onderbroeken, 4 hemden, 1 sjaal, 3 dassen, 1 overjas, 2 paar schoenen,
1 paar gymnastiekschoenen, 2 handdoeken volledig garen, knopen en
naalden, scheergerei, tandenborstel, haarborstel en kleerborstel.
Wij en de marine hebben de mooiste uniformen van het leger."
De eerste drie maanden was het gewoon een infanterieopleiding: hanteren
van wapens en veel gymnastiek wat hem prima bevalt, exercities en wachtlopen.
Op bepaalde avonden is er ruimte voor ontspanning: "dansen in het Katholieke
tehuis en toneel in het Protestantse tehuis."
Ook voor de gezondheid van de militairen wordt goed gezorgd:
ze krijgen "9 inspuitingen tegen typhus, dyphterie, nekkramp
en weet ik wat..." En worden ze opnieuw gekeurd en doorgelicht.
Alle’s bloedgroep is bepaald op O.
"We slapen 2 hoog, 4 dekens en geen lakens, één deken over de
stroozak heen."
Hij wil over een aantal weken komen, en de enige was die hij dan
meeneemt zijn sokken, want "de sokken hier in de was krimpen zo
omdat ze gekookt worden".
Alle memoreert dat hij lange tijd niet geschreven heeft, maar:
"jullie schreven ook niet."
In 1950 volgt hij onder meer een rijopleiding op Vliegbasis Twenthe
(post Lonneker), getuige de adressering van bankafschriften. Daarna
verandert zijn adres naar de Kromhoutkazerne in Utrecht.
In een brief van 1.11.1950 schrijft Alle dat hij is overgeplaatst
naar Den Haag. Hij vraagt of zijn ouders een kostuum van hem,
dat hij toch niet meer gebruikt, willen verkopen voor 35 gulden.
"Ik wil eerlijk zijn, zie, ik heb geld nodig. Besluiten jullie het zelf
te kopen, stuur dan het geld in een envelopje, gewoon tussen
dik papier in. Dat ziet niemand."
In 1950/1951 stopt Alle met sparen: hij neemt spaarbedragen op
uit een levensverzekering die hij ver onder de waarde tot uitkering laat
komen, een bedrag van 600 gulden (in 2016 zou dat 2600 euro zijn).
Van de helft van dat geldt koopt hij in april 1951 een oude motor
(een Panther van 1934), want hij is een enthousiaste motorrijder.
Alle leent blijkbaar ook wel geld uit aan anderen, want hij krijgt
een brief van vriend Piet Meuwis uit Weert, waarin deze uitlegt
dat het hem nog niet lukt om zijn schuld bij Alle te voldoen
(18.10.1951).
In een brief van 31.7.1951 schrijft Alle dat hij enthousiast heeft
meegedaan aan de Vierdaagse van Nijmegen. Hij is er wel wat
magerder van geworden: "Iedere dag van de Vierdaagse moest
ik mijn riem een gaatje aanhalen, anders zakte mijn broek af."
In een brief van 24.8.1951 zegt hij een eerder aangekondigd
bezoek aan Siemen af omdat hij het te druk heeft met studeren
voor examens. "Weet je wat eigenaardig is, hoe meer ik leer,
hoe meer zin ik er in krijg en het leren gaat net zo gemakkelijk
als vroeger, ja, beter zelfs." Blijbaar heeft Siemen Alle tot het
bezoek willen verleiden met de aankondiging dat er ook
dames-visite georganiseerd zou worden. Daarop reageert Alle:
"Denk niet dat ik volgende week kom in verband met de
dames-visite. Ik ben bang voor lieve gezichtjes."
Alle verricht als korporaal ordonans-diensten. Ook treedt hij wel op als
(invallend) chauffeur voor de generaal en andere hoge officieren.
In een brief van 13.11.1951 aan zijn broer Siemen schrijft Alle
over zijn werk als ordonans:
"Ik ben weer aan het motorrijden, nu het liefste wat ik doe.
Per dag leg ik zo’n 300 km af, hoofdzakelijk tussen Den Haag,
Leiden, Delft, Valkenburg, soms naar Utrecht of Amersfoort.
Lang zal ik het wel niet meer doen, maar zo lang ik kan, rijd ik nog."
Een dienstrit als motor-ordonans wordt hem fataal. Bij een inhaalmanoeuvre
wordt hij tegelijkertijd door een auto van de Engelse ambassade ingehaald
en daarna gesneden waardoor hij verongelukt op 10.12.1951.
Greetje vd Hoek, de vriendin van Alle, heeft het er nog lang moeilijk mee.
De ouders van Alle schrijven: "Greetje kan ‘t nog niet overgeven en
ze geeft om alle bijkomstige dingen niets, want haar liefde was echt."
Na zijn overlijden krijgen zijn ouders een kist met zijn nalatenschap opgestuurd
en houdt zijn oudste broer Siemen Wiersma (1917-2015) zich bezig met de
afwikkeling van openstaande zaken.
Omdat Alle in "’s lands dienst" is omgekomen, neemt het Ministerie van Oorlog
de kosten van zijn begrafenis voor haar rekening. Dat is maar goed ook
want de bankrekening van Alle is helemaal leeg.
Wat volgt zijn briefwisselingen om te achterhalen waar zijn gouden horloge aan
een gouden ketting (een erfstuk van pake Alle) is gebleven.
Ook 3 dure studieboeken Autotechniek van zijn opleiding zijn onvindbaar.
Siemen schrijft allerlei contacten, waarvan hij de adressen kan achterhalen,
aan met de vraag of zij iets weten van het gouden horloge. Hij vraagt of zij
het horloge gezien hebben en of dat Alle het mogelijk als pand aan één van
de pensionhouders heeft gegeven.
Siemen krijgt reacties, bijvoorbeeld van E. Vossen-Weerts, met wie Alle
in 1947 verkering had. Zij helpt Siemen nog aan een tweetal pension
adressen waar Alle in die tijd verbleef – in Slenaken en Hoogcruts.
Pensioenhoudster Offermans-Alberts heeft hem nooit met een gouden
horloge gezien. In haar reactiebrief vermeldt ze nog dat Alle veel bij de
Pastoor in Caberg kwam, "hij was immers Katholiek geworden en die
heeft hem daarin geleid." en ze vraagt om zijn doodsprentje, want
"was hij nog altijd Katholiek, dan zal hij toch wel een goeie dood
gestorven zijn".
De pensioenhouder v. Erven uit Goirle meent zeker te weten dat Alle
het gouden horloge nog in bezit had "en het is onze vaste overtuiging
dat hij dat ook niet verkocht of geruild heeft, want daar was hij te
trots op want dat was een erfenis van zijn grootvader, had hij
meermalen verteld". In een aanvullende brief schrijft H. van Erven
nog dat het in die tijd in Goirle niet goed ging met Alle, dat hij was
ontslagen en dat het ook niet goed ging "zoolang hij met dat
Belgisch meisje kennis had gehad".
M. Geurts uit Kelpen, voor wie Alle nog "landwerkzaamheden"
had verricht, schrijft dat dat Alle regelmatig bij hen aan huis
kwam en mee at. "Hij verkeerde toen in financieel moeilijke
omstandigheden wat ‘contanten’ betreft, hoewel hij wel
‘uitkeringsgelden’ kreeg vanwege zijn onderduiktijd en ook
nog een levensverzekeringspolis had vanuit zijn diensttijd."
Die polis had Alle "te gelde gemaakt – ver onder de waarde –
waarover ik mijn misprijzen tegenover hem niet onderdrukt heb"
Deze M. Geurts schrijft ook nog dat Alle, bij navraag door Geurts
naar zijn gouden horloge, "zoiets zei van geruild tegen
een waterdicht polshorloge – dat was al in de zomer van 1948 –
hij ging toen nog al eens zwemmen."
Alle briefwisselingen leveren niets op en (oud-rechercheur) Siemen
reist zelfs nog hoogstpersoonlijk naar Limburg af om onderzoek te doen
naar het gouden horloge, maar het is een vergeefse tocht.
Siemen zit ook meerdere malen Piet Meuwis uit Weert achter de broek
om zijn schuld bij Alle alsnog te betalen, wat na een aantal maanden
gebeurt.
De vader van Greetje vd Hoek, A.J. vd Hoek uit Wassenaar helpt
om allerlei gegevens van Alle’s motor te verzamelen.
Dat is ingewikkeld omdat de papieren ervan niet goed geregeld waren.
De motor wordt door Garage Moeke in Staphorst (waar de motor
blijkbaar gestald was voor reparaties) naar Leek verscheept op
3.3.1952.
De oude motor (waar ook nogal wat aan moet gebeuren om deze
weer goed gangbaar te maken) gaat op 30.9.1952 weer terug naar
Garage Moeke in Staphorst en levert dan 140 gulden op.
Alle Wiersma (1919-1951)
Zoon Gooitzen (Koos) Wiersma (1922-1996) was tijdens de oorlog ondergedoken om
tewerkstelling in Duitsland te ontlopen. Er waren geen Duitsers in Hindeloopen gestationeerd,
dus de onderduikers konden zich doorgaans vrij bewegen en moesten zich alleen
tijdig uit de voeten maken als er Duitsers vanuit Stavoren naar Hindeloopen kwamen.
In de wintertijd van 1944 was Gooitzen met zijn vriend Klaas Faber wezen schaatsen op
tamelijk dun ijs (het was lang nog niet overal vertrouwd) en terwijl zij nog wat
stonden na te praten, kwamen er twee Duiters aan met hun fietsen aan de hand.
Waarschijnlijk zou er niets gebeurd zijn als Klaas en Gooitzen waren blijven staan,
maar ze wilden er vandoor gaan wat de Duitsers wisten te voorkomen. De Duitsers namen
hun persoonsbewijzen in en de jongens mee. Onderweg wist Klaas een nauwe steeg in te
schieten en hij verstopte zich in een bedstee bij de familie Rein Blom.
De Duitsers vroegen Gooitzen waar zijn gevluchte vriend woonde en toen hij dit niet
wilde zeggen, kreeg hij van één van de Duitsers zo'n klap dat hij als het ware de
steeg werd ingeslagen. Hij vluchtte verder de steeg in waarop de Duitsers hun geweren
van de fiets haalden en hem beschoten. Hij wist echter te ontsnappen tot bij de tuin
van de pastorie, waar hij over het ijs van de Zijlroede probeerde weg te komen.
Het ijs hield hem echter niet en drijfnat werd hij door domineesvrouw Jansen in huis gehaald.
Domineeszoon Gerrit Jansen herinnerde zich deze gebeurtenis nog heel goed. Hij vertelde hierover
in een schoolklas in Hindeloopen het volgende verhaal:
Gooitzen is vervolgens ondergedoken op een ander adres: bij Sjouke de Vries op de Kippenburg
in Gaasterland, waar hij met meerdere onderduikers onderdak vond. Inmiddels had Gooitzen
een vervalst persoonsbewijs gekregen. Op een nacht kwam er een huiszoeking, waarbij Gooitzen
in bed bleef liggen en net deed of hij de boerenknecht was. Helaas pakte dat niet goed uit,
want de Duitser die hem met een zaklantaarn in het gezicht scheen, herkende hem en zei:
"Wij hebben jou in Hindeloopen ook al eens te pakken genomen!". Gooitzen werd meegenomen
naar het politiebureau in Stavoren. Daar zat hij vooral geweldig in angst dat ze zijn vervalste
persoonsbewijs zouden ontdekken en hem dan zouden dwingen om te verraden hoe hij daar aan
gekomen was. Merkwaardig genoeg werd daar niet naar gevraagd.
Sinds januari 1945 was het strafkamp Lager Schwarzer Weg voor Nederlanders in gebruik genomen
in Wilhelmshafen, de belangrijkste oorlogshaven van het Derde Rijk van de nationaal-socialisten.
Gooitzen vertrok begin maart met het zevende treintransport naar Wilhelmshafen. Met zo'n 60 a 70 man
werden ze in veewagens geperst waar ze alleen konden staan in een beetje stro. Ze kregen gedurende
de reis (die door oponthoud dagenlang duurde) geen eten of drinken. Behoeften moesten ze maar laten
lopen. Op 11 maart 1945 in Wilhelmshafen aangekomen, werden ze naar het concentratiekamp gejaagd,
waarbij verschillende mannen onderweg hun klompen verloren.
Bijna alle gevangenen (in totaal hebben er zo'n duizend gezeten) kwamen uit Friesland, Groningen
en Drenthe. Na aankomst werden de gevangen van hun kostbare bezittingen ontdaan.
Ze werden ondergebracht in onverlichte en deels onverwarmde barakken waar ze met tientallen mannen in
te kleine ruimtes op 'n dunne laag stro moesten slapen. Het eten bestond 's morgens uit een hompje brood
met een beetje surrogaatkoffie en 's avonds een 3/4 liter koolsoep: voornamelijk water met een
beetje koolraap erdoor.
's Morgens en 's avonds werd uren op appèl gestaan om de gevangenen te tellen. Overdag werden de
niet al te zieke mannen buiten het kamp in groepen door werkbazen aan het werk gezet bij het ruimen
van puin (de havenstad werd voortdurend gebombardeerd door de geallieerden), het graven van sleuven,
het lossen van schepen en spoorwagons, het aanleggen van anti-tankwallen e.d.
Voortdurend was er de bedreiging door de aanhoudende bombardementen op Wilhelmshafen.
Door ondervoeding, kou, vervuiling (de luizen waren een plaag), voortdurende bedreigingen en
mishandelingen en een vrijwel afwezige medische vezorging verzwakten de mannen zeer en vele tientallen
zijn overleden, bijvoorbeeld door een niet behandelde acute blindedarmontsteking, dysenterie tgv verrot
eten, difterie, schurft en zweringen.
De 22-jarige Jan Vellinga uit Franeker werd begin april bij een vluchtpoging doodgeschoten en moest
ter plekke ongekist door medegevangen in een kuil in de grond gestopt worden.
Gooitzen overleefde de 'tewerkstelling'. De mannen werden na de bevrijding van het kamp door Canadezen
naar een repatriëringskamp in Enschede gebracht, waar duizenden Nederlanders uit Duitsland eerst naar
toegebracht werden, onder meer om te worden ontluisd. Daarna werden ze door de Canadezen naar
Leeuwarden vervoerd en daarvandaan kon ieder zijns weegs gaan. Gooitzen kwam op 24 mei 1945
weer thuis.
1926 Gooitzen (Koos) Wiersma (1922-1996) - kleuterschool Bolsward
19JJ? Gooitzen (Koos) Wiersma (1922-1996)
1941 Gooitzen (Koos) Wiersma (1922-1996)
in het uniform dat hij droeg als gestichtswacht te Veenhuizen?
Trouwfoto's 30.10.1956 Gooitzen (Koos) Wiersma (1922-1996) en Mar Mussche (1928-2021)
1977 gezin van Gooitzen (Koos) Wiersma (1922-1996) en Mar Mussche (1928-2021)
vlnr Gooitzen (Koos) (1922), Dita (1959), Bernadette (1968), Douwe (1962), Femmie (1957), Mar (1928-2021)
De grootouders en ouders van Mar Mussche (1928-2021)
Trouwfoto 1948 Dieuwke Wiersma (1924-1994) en Chris Busser (1923-2004)
Foto 35-jarig huwelijksfeest Dieuwke en Chris in 1983.
Van links naar rechts, boven: Fokke, Maria, Dieuwke en Chris
onder: Douwe, Christina en Alfred.
Sietse Bouwe Wiersma (1932-1945)
overleed op de leeftijd van bijna 13 jaar aan hersenvliesontsteking.
Graf Douwe Alles Wiersma (1892-1958) en Grietje Siemens van der Wal (1894-1986)
aan de voet van de kerktoren in Hindeloopen