Testament Houckamaleen ( 1478, 13 augustus)

In Nomine Domine, Amen.

Gotfridus Simonis, vicarius thoe Bolswert, dwe kund ende kanlijck alle lioeden deer dit breeff schallet sijaen jefte hera lessen, dat int jeer uus heren Tuijsen fijouwer hundert acht ende tsantich op Sente IJpolijtes deij marteler Altger Douuesz. Houckama meij fortachte 1) sinnen, sondt van Lijff, gaende ende staende wol bij reden, oensijoen datter naeth wissers is zoo dijo daedt ende naeth onwisser soe dije uure des daeds om Sillicheed Sijns Seels haeth in mijn jenwirdigeed ende der orkende neij schrijonen macket sijn testament ende lesta wolla in maneeren neischrijon, ende wol dat teth festicheed schil habba in alle sijn puncten ende articulen ende rijochten als een codicill jeff lesta wolla ende als een Schedinga jeff Schickingha sijnre goeden.

Int aerst soe biijerret hij, is hij Godes bodt verfuullet, sijn legersteed toe barfoete broderen in sijn vaders Graff ende bespreckt aldeer voor hem 2) ende voor IJda sijn Huisfrouwen, sijn silver . . . uuth ende een gouden ringh toe een tselck. Item soe bijspreckt hij Sinte Marten sijn patroon daer huus-steeden daer hij haeth oppe Nijemercket, als dije steedt daer lelteth Houtsaeger nu op wenneth ende die steed daer Huijthia uup wenneth ende een hael steedt daer Pijbe op wenneth. Item soe bijsprect hij de persenne toe Aldehow sauwn jeer deel en deertoe sijn deel in Beencke meedt voor een eevige memorie. Item, elcke Haedpriester een klinckert ende do vicarissen elck een pondt. Item thoe Thabor Lijodinga tzercka toe Aijnghum toe Aldacloester elck een postulaat gulden. Item soe besprect hij int Gasthuis toe Bolswert dijoe helfte van trija pondameta lidsende in IJmswadahem in dae fenna daer Ena glaesmakers ende Renicx toe Buwanda kijnden een deel meij in habbeth, meij alducke forwirda dat dae fouden van de Gasthuis vors. elcke jeer in dat eevich schallet bijtallia daer presteren toe Tzerckwert fijftien buttren ende hiertoe bespreekt hij dat Gasthuis vors. sijn steedt op te Polstrate. Item soe bijsprect hij dae rijuchta huus armen toe Bolswert ende sonderlinge die van sijn bloet sijnt ende jout in dat eevich een fenna butenporte, deer leijt oppa Greftswal ende deer van schelle dae procuratoren van dae armen voors. betallia: da voogden in dae Heijlige Geest twee klinkerden neij inhalt des briefs deer alreedt opgemacket is: Item elcke biddende oorden een hael klinckert. Item soe besprect hij ende jout IJda sijn jefta huisfrouwen dat huus deer Haja nu in wennith, ferra ende testameij al dat tilbaer goet, jeldt, goldt ende silvers als uuck isset nu toe ghara bruketh ende bijscheth. Item soe bijspreekt hij IJda vors. toe frija aijna da helfta van Pouvels Pelsers steedt ende daerto Sijaerdts steedt ferra ende lesta meij al dat hij scioldich is ende dat aeck to frija aijna, ende hiertoe boppa soe confirmereth hij ende befestiget meij disse jenwirdige testament dat breeff deer hij ende Ida in voortijden toe gerra macketh habbeth. Item hiertoe buppa soe besprect hij IJda sijn huisvrouwe vors. toe haer lijffstonden fijouwer kuwagungh in da fenna bij Equerdera Laen, deerse nu selff in molcketh ende neij her daedt wol hij dat dit vors. lant schel komma toe en pronda neijscrioun. Item hijr toe buppa schel IJda jette habba toe her lijfstondt trija kuwa-gungh in da lange fenna ende neij haer daedt soe schellet disse trija kuwagungh vors. aeck komma toe at pronda voors. Item soe besprect hij neij sijn daedt toe disse voors. pronda sex pondemata ledsende up Saerdera Ee, deer Pier nu toe heer hadt ende vijftehael pondameta in da nessen heten uppa draija wal. Item dijo helfte van nijogen pondameta ende twira bij .Equert bij sijnt lant deer Anna nu bijsgeth. Alle desse voors. landen wol hij dat komma schilleth neij sijn daeth toe een pronda. Item soe wol hij in dat jeer wanneer hij Godts bodt ferfolt dat de instaende renthen deerma op barra scheil dae schil Ida sijn aefte wijff voors. op barra ende schelse jaen om sijn siels sillicheedt weer jo wol; het van steden, huizen ende landen uutsegt deer hij dae aermen bijspretzen haet. Item soe mecketh hij erven van alle sijn goeden deer aferre naet sijnt bijspritsen Anske sijn nift ende Epe sijn meeghen in manieren neijscroun: aersten schel Anske habba vijffpondameta deer da Bijginen nu bijsget ende fijftehael toe Tresinghe Maest. Item dae helfte fan Pelgrims steedt ende neij haer daedt dije helft Sinte Marten ende oera helft toe da pronda voors. Item Epe schel habba achtenheel pondematen te Aesthem ende van dit voors. lant soe schel hij bijtallia twee klinkarden: eens die patroon toe Schillaerdt deer Jan ende Altger te gara scioldich weeren. Item sijn deel van fIjaerde hael pondameta oppe Hoffmeedt ende sijn deel te Hichtum deer Heer Anna nu toe heer hath ende sijn deel bij Clijarsterasijl ende sijn deel van 8 pondameta te Merwert. Item voort soe wol Altger dat weert secken dat Epe storff sonder aefte kijnderen soe schilleth disse voors. goederen aeck falla ende komma toe disse pronda vors. Item opdat sijn testament, codicil jefta lesta wolla toe bert halden wirden, soe macket hij executoors van sijn lesta wolla dat tree haedpresteren toe Bolswerdt en de Tijaerdt Juwinga jeff dij jen dier Juwingahuis bijwenneth ende dae fijouwer Raetslijoede ende disse voors. executoers to tzeesen op disse pronda vors. ende te tzesen een van sijn bloet indain dat sij nuth ende bequaem daertoe sijnt.

Item hij wol dat disse pronda voors. schel wesse toe Aldehouw toe Bolswert oppa Cruijs-altaer soe lang als deer een altaer compt van dat heijlige Sacrament ende dan da pronda op dat Altaer toe wessen ende naet oppet Cruijsaltaer. Item soe wol hij dat weert secke dat immen sijn lesta wolla jeff testament inbreecke jeff inbreecke woud, het se van aeff van bespreck, dij schel dat deer hem toe leijdt is, verberd habbe toe jenst Sinte Marten tot Aldehouw ende wol dat meth allijck nimma schol toe Sinte Marten behoeff jeff verberdt goedt weer.

In oorconde der wirden, soo habba ick Aeltger Douwesz. dit Testament, codicil jefta lesta wolla besigelet meij mijn selffs sijgele, ende om een marra vasticheedt soe heb ick Aeltger voors. beeden den Erbaren H: Goijtjen uuse vicarium toe Bolswert, mijn Biechtvader ende Testamentoer in dese seck, ende daer Erbaren Heeren H: Galo persinna ende H. Gautia perpetrium vicarium tot Bolswert, ende Haere Gerleffs ende Bauke Peersz. nu ter tijt Burgemeesteren ende Albert Bat. .. ende Reijner Hein Roedes, Schepenen in Bolswert, als erkende dat hija dit Testament meij wouden besiglia deer wij Godtfridus, Galo, Gautia, Heero, Baucke, Albert ende Reijner deen habbet om Altger voors. beeda wolla, int jeer ende deij als voors. is.

  1. fortochte?
  2. hen?

 

Vertaling testament Houckamaleen

In de naam des Heren. Amen.

Godfried Simonszoon, vikaris te Bolsward, maakt aan alle mensen die deze akte zullen zien of horen voorlezen, bekend dat in het jaar onzes Heren duizend vier honderd acht en zeventig, op de dag van martelaar Sint Hippolytus, Altger Douwes Houckama met voorbedachten rade, gezond van lijf en leden, in handel en wandel goed bij zijn verstand, aangezien er niets zekerder is dan de dood en niets onzekerder dan de ure des doods - terwille van de zaligheid van zijn ziel in mijn tegenwoordigheid en van die der hieronder staande getuigen zijn testament heeft gemaakt en zijn laatste wil, op de navolgende wijze. Hij wil dat het vast zal staan in al zijn punten en artikelen en rechten, net als een codicil of laatste wil en als een scheiding of schikking van zijn goederen.

Op de eerste plaats begeert hij, wanneer hij tot Gods oordeel is geroepen, zijn laatste rustplaats te hebben bij de monniken die op blote voeten 1) lopen, in het graf van zijn vader. Hij laat voor hem zelf en voor Ida, zijn huisvrouw, hen na zijn zilver. . .uit en een gouden ring voor een kelk. Ook laat hij aan Sint Maarten, zijn patroon, na de huissteden die hij op de Nieuwe Markt bezit, namelijk het huissteed waar Jelteth Houtsaeger nu op woont en het steed waar Huite op woont en een half. steed waar Piebe op woont. Ook laat hij na aan de pastoor van de Oldehove het zevende deel van de jaaropbrengst en daarbij zijn deel in Beenke's mieden tot een eeuwige nagedachtenis 2).

Ook aan elke hoofdpriester een klinkaard en de vikarissen elk een pond. Ook aan (de kloosters) Thabor, Lijodingakerk, Anjum, Olderklooster elk een postulaatgulden. Ook laat hij aan het Gasthuis te Boisward de helft van drie pondematen land na, liggende in lemswouderhem, in de fenne waarin Ena glasmakers en Rienk (van Buwanda's kinderen) 3) eveneens een deel hebben. Hijlaat dit op zulke voorwaarden na: de voogden van het genoemde Gasthuis moeten voor eeuwig elk jaar aan de priesters te Tjerkwerd vijftien (boteren) 4) betalen; en hiervoor laat hij aan het Gasthuis voornoemd zijn huissteed aan de Polstraat na. Ook laat hij aan de echte huisarmen van Bolsward en vooral aan hen die van zijn bloed zijn na en geeft hij hen voor eeuwig een fenne buiten de poort die aan de grachtswal ligt. Daarvan zullen de prokuratoren van de armen voornoemd betalen: aan de voogden van het Heilige Geestklooster twee klinkaarden volgens de inhoud van de akte die reeds is opgemaakt; eveneens aan elke biddende monniksorde een halve klinkaard. Ook laat hij na voor Ida, zijn wettige huisvrouw, en geeft hij haar het huis waar zij nu in wonen, voor altijd; mét al het roerende goed, geld, goud en zilver gelijk zij dat nu tezamen plegen te gebruiken. Ook laat hij na aan Ida voornoemd het vrije eigendom van de helft van Pouvels Pelsers huissteed en daarenboven het steed van Sijaardt, voor altijd, met al wat hij schuldig is; dit eveneens in vrij eigendom. Bovendien garandeert en bevestigt hij met dit tegenwoordige testament de akte die hij en Ida in vroegere tijd tezamen hebben opgemaakt. Daarenboven laat hij na aan Ida zijn huisvrouw voorn., zolang zij leeft, vier koegangen in de fenne bij de Eekwerder laan waar zij nu zelf in melkt. Na haar dood wil hij dat dit voorn. land komen zal bij een nader te noemen leen. Ook zal Ida bovendien gedurende haar leven krijgen drie koegangen in de lange fenne en na haar dood zullen deze drie voorn. koegangen eveneens komen bij het voornoemde leen. Ook laat hij bij zijn dood zes pondematen aan het leen voornoemd na welke liggen bij de Saardera Ee, en die Pier nu in huur heeft; alsook vier en een halve pondemaat in de Nessen geheten: op de Draaie-wal. Ook de helft van negen pondematen en van twee, bij Eekwerd, bij zijn land dat Anne nu gebruikt. Van al deze landerijen voornoemd wil hij dat zij na zijn dood tot een leen gaan behoren. Ook wil hij dat in het jaar waarin hij tot Gods oordeel geroepen wordt, de instaande renten welke men nog innen zal, Ida, zijn wettige vrouw voorn., zal innen en zij moet ze geven voor zijn ziels zaligheid aan geestelijken waar zij wil; behalve die van steden, huizen en landen die hij voor de armen heeft bestemd. Verder maakt hij tot erfgenaam van al zijn goederen die tot nog toe niet toegewezen zijn Anske, zijn nicht, en Epe, zijn neef, op de navolgende wijze:.ten eerste, Anske zal hebben de vijfpondematen die de Begijnen nu gebruiken alsook vier en een half pondemaat te Tresinge Maest. Ook de helft van Pelgrims huissteed maar naar haar dood komt de ene helft hiervan aan Sint Maarten en de andere aan het leen voornoemd. Epe zal zeven en een half pondemaat hebben te Oosthem en van dit genoemde land moet hij betalen twee klinkaarden (aan) de patroon te Schillaard die Jan en Altger tezamen schuldig waren. Ook zijn deel van drie en een halve pondemaat op de Hofmiede en zijn deel te Hichtum dat Heer Anne nu in huur heeft en zijn deel bij Kliuewsterzijl en zijn deel van 8 pondemaat te Merwerd. Verder wil Altger dat voor het geval Epe sterft zonder wettige kinderen, deze voorn. goederen vervallen aan en komen bij het voornoemde leen.

Opdat aan zijn testament, codicil of laatste wil zorgvuldig vastgehouden wordt, benoemt hij tot executeurs van zijn laatste wil de drie hoofdpriesters 5) te Bolsward en Tijaard Juwinga of degene die het Juwingahuis bewoont mèt daarbij de vier raadslieden. Deze voornoemde executeurs moeten iemand op het voorn. leen kiezen, en wel een van zijn bloed kiezen indien zij daartoe geschikt en bekwaam zijn. Hij wil dat dit leen voorn. verbonden zal zijn aan de Oldehove te Bolsward, op het Kruis-altaar; tot zo lang er een altaar komt van het Heilige Sakrament want dan moet het leen zijn op dat altaar en niet op het Kruis-altaar. Hij wil, voor het geval dat iemand inbreuk maakt of wil maken op zijn laatste wil of testament, hetzij wegens een gift of wegens een legaat, dat deze verbeurt wat hem is vermaakt, ten gunste van Sint Maarten te Oldehove; hij wil dat men het net zo nemen zal ten behoeve van, Sint Maarten, (anders wordt het weer afgenomen).

Tot een getuigènis (van de waarheid van) van deze woorden, heb ik, Altger Douwesz., dit testament, kodicil of laatste wil bezegeld met mijn eigen zegel; en terwille van een grotere geldigheid heb ik, Altger voornoemd, de eerwaarde heren Gooitzen, onze vikaris te Bolsward, mijn biechtvader en testamenteur in deze zaak, en de eerwaarde heren Heer Galo, pastoor en Heer Gautia, vaste vikaris te Bolsward, en Heere Gerlofs en Bauke Piersz., thans burgemeesters, en Albert Bat. . . en Rein Hein Roedes, schepenen in Bolsward, gevraagd om als getuigen dit testament te willen bezegelen. .

Wij, Godfridus, Galo, Gautia, Heero, Bauko,Albert en Rein, hebben dit gedaan op verzoek en terwille van Altger voorn. in het jaar en op de dag als boven gezegd is.

1) De uit Bolswards historie bekende Franciscaner Minderbroeders.

2) namelijk door het lezen van zielemissen voor hem.

3) Buwalda?

4) botsens?= (2½ cent).

5) Prof. Buma leest hier twee; .volgens A. Hallema, Vier eeuwen weeshuisgeschiedenis (1953), p. 23, echter waren er drie hoofdpriesters in Bolsward.